Amsterdam, opnieuw een zomerse julidag. De zon speelt over de bomen en de huizen langs de Lauriergracht. Het atelier is gehuisvest in een klassiek gebouw met een forse gevel. Toch vind ik in de lange rij bellen naast de deur de naam van Miriam Hommes. 'De eerste verdieping,' klinkt haar stem uit de intercom. Vanuit het monumentale trappenhuis stap ik een groot atelier binnen, dat met zij- en achterramen uitkijkt op de tuin. Perfect licht voor een schilder, lijkt me. De geur van olieverf, een grote hoeveelheid tubes en potten op een tafel, kleine en grote doeken tegen de muren, afgedekt met bonte verzameling decoratieve lappen stof - dat vormt het decor voor ons gesprek.
Terwijl Miriam
praat, loopt ze in het rond, haalt doeken tevoorschijn, trekt laden open
om illustratiewerk te laten zien en blijft staan bij het schilderij op de
ezel waaraan ze net nog aan het werk is geweest. Het is een middelgroot doek,
met daarop enkele fors ingezette bloemen tegen een gevarieerd geschilderde,
maar overwegend blauwe achtergrond. De verf ligt er dik op. 'Die had ik eerst
verpest, dichtgeschilderd, maar nu is het weer open,' aldus Miriam.
Klassieke motieven
De doeken langs de muren vertonen overwegend bloemen en bloemmotieven, afgewisseld
met menselijke figuren. Het zijn traditionele, klassieke motieven, die je
verwacht in een 17e eeuws schilderij, of - vluchtig en vrij geschilderd -
in het werk van een impressionist, maar niet in dat van een 'modern' schilder.
Want welke schilder schildert er anno 2003 nu nog bloemen?
En toch is het werk van Miriam Hommes modern. Het gaat haar duidelijk niet
alleen om die 'klassieke' motieven. Het is niet het onderwerp dat uit haar
doeken naar voren springt, maar de manier waarop ze dat onderwerp in beeld
brengt. Of het nu gaat om bloemen of om menselijke figuren - het is steeds
alsof het motief moet concurreren met het beeldvlak waarin het is terechtgekomen.
Miriam Hommes zet haar motieven zelden neer tegen een neutrale achtergrond.
Ze behandelt haar doek eerder als een doorzichtig scherm, als een virtuele
ruimte waarin verschillende beeldlagen over elkaar heen vallen. Het motief
lijkt op dat scherm geprojecteerd en daarvoor of daarachter zweeft een patroon
van min of meer regelmatige vormen. Meestal zijn het kleine, in lichte kleuren
ingezette sjabloonvormen - schematisch weergegeven bloemblaadjes, meanderende
lijnpatronen of rasters - en soms grotere vormen, in zware en dekkende kleuren.
Het beeldvlak krijgt extra leven door een afwisselend gebruik van licht en
donker - wit en zwart of lichtblauw en oker - op een achtergrond in een tegenovergestelde
kleur. Het motief - in dit geval vaak een menselijk figuur - contrasteert
met die decoratief geschilderde beeldlagen doordat het er in schetsmatige
lijnen met houtskool is ingezet.
Decoratieve patronen
Miriam Hommes heeft een duidelijke voorkeur voor het decoratieve. Dat komt
niet zozeer tot uiting in de keuze van motieven, maar vooral in de variatie
in materiaal en verfbehandeling. Zo zit in veel van haar recente schilderijen
met bloemen het motief dik in de verf, terwijl de achtergrond schraal en bijna
doorzichtig is geschilderd. Wat dat betreft is er een duidelijk verschil met
haar vroegere werk. Ook daarin spelen decoratieve patronen een hoofdrol, maar
die schilderijen kregen hun contrasten vooral door een afwisseling tussen
natuurlijk geschilderde vormen, bijvoorbeeld die van bloemen, en de mozaïekachtige
rasters of ritmische lijnpatronen die dat motief omringen. Miriams meer recente
werk is wat dat betreft gevarieerder. Door het creëren van meerdere lagen
of plans krijgt het motief minder nadruk en komt het los van de achtergrond.
Het is een werkwijze die je ook terugziet in haar schetsen en gouaches: ook
daar figureert een schetsmatig ingezet motief tegen een breed kleurvlak, dat
deels is afgedekt met enkele decoratieve elementen.
Voorbeelden
Wat verder opvalt is het verschil tussen de energiek en vet ingezette bloemschilderijen,
waarin de nadruk ligt op de verfstreek en op de toets, en de veel meer verstilde,
bijna poëtische figuurschilderijen, met hun laag over laag ingezette
patronen en sjablonen.
Waar het gaat om die nadruk op patronen en sjablonen lijken de schilderijen
van Miriam Hommes een mix van twee min of meer tegengestelde tendensen, die
ik aan de hand van het werk van twee grote schilders uit de kunstgeschiedenis
zou willen aanduiden. Matisse werkte in zijn latere werk vaak met combinaties
van uit fel gekleurd papier geknipte, min of meer natuurlijke bloem- of plantenvormen.
Picasso zette in veel van zijn stillevens in kleur en vorm aan elkaar tegengestelde
geschilderde lijn- en rasterpatronen tegenover elkaar. In sommige van haar
schilderijen lijkt het alsof Miriam Hommes komt tot een combinatie van die
twee methodes.
Daarnaast doen haar schilderijen me ook denken aan de manier waarop een modern
schilder als Sigmar Polke diepte weet te creëren in platte vlakken, door
laag over laag te werken met doorzichtige rasters en door de combinatie van
schetsmatig tekenen en vet en dekkend schilderen.
Het allerprettigst in haar werk echter vind ik het kleurgebruik. Je kunt goed
zien dat haar voorbeelden liggen bij uitgesproken coloristen als Rob van Koningsbruggen
of Ger Lataster. Het verschil met deze schilders ligt daarin dat zij zelden
werkten met herkenbare motieven, en bijna uitsluitend met abstracte vormen
en. En toch is dat verschil weer niet zo groot. Net zoals dat bij veel moderne
schilders het geval is, is het motief voor Miriam Hommes eerder een voorwendsel
voor puur schilderen, een middel om te komen tot een overtuigende manier om
kleuren op het doek te krijgen.
'Kleur is een van de belangrijkste onderdelen van mijn werk,' zegt Miriam
desgevraagd. 'Daar draait het zo ongeveer om: om het mengen op het palet en
het mengen op het doek - kleuren tegen elkaar aan zetten - en vooral daarin
zoeken. Zoeken naar hoe een blauw vlak een goed blauw vlak kan worden terwijl
je er toch andere kleuren in zet.'
'In het werk dat ik nu maak, grijp ik terug op wat ik vroeger deed, zo'n tien
jaar geleden. Het zijn dezelfde motieven, zoals bloemen en menselijke figuren,
maar ik pak het anders aan. De decoratie speelt een belangrijker rol. Ik tamponneer
de achtergrond vaak met sjablonen. Het lijkt een beetje op het schilderen
op behang, met dat verschil dat ik probeer dat behang zelf te maken.
De sjablonen voor de achtergrond haal ik overal vandaan. Het zijn vaak folkloristische
motieven, die ik haal uit vlaggetjes of tafelkleedjes. Daaroverheen komt een
grote vorm. Die zet ik er het liefst met houtskool in. Ik vind die combinatie
mooi: olieverf en dan dat korrelige van houtskool. Dat doet het goed met elkaar.
Ik ben eigenlijk meer bezig met het materiaal dan met het
onderwerp als zodanig. De compositie of het motief telt eigenlijk niet, het
gaat me vooral om de kleuren en hoe de verf op het doek komt. Soms blijf ik
wel stijfjes hangen bij wat ik van plan was te schilderen. Dan blijft het
motief overheersen, maar ik ben altijd meer tevreden over een schilderij waarin
dat niet gebeurt; dat vind ik schilderachtiger.'
'Ik werk vaak met kleine sjablonen, maar soms gebruik ik hele grote. Die schilder
ik er in dekkende kleuren op. Ik wil die sjabloonvormen ook echt vóór
het geschilderde onderwerp laten verschijnen. Het moet bijna uitgeknipt lijken.
Feitelijk leg ik laag over laag, alsof er nóg een plan is en nog een
daarachter. Zo krijg je in het doek een grote dieptewerking. Tegelijk zoek
ik naar een contrast in verfbehandeling, tussen het heel schilderachtige en
ruw opgezette werk en die platte, bijna uitgeknipte vormen.'
'Eigenlijk zijn die harde, strakke vormen me nog niet hard genoeg. Ze worden
strakker wanneer je een spuitbus gebruikt, maar daar kwam ik pas later op.
Het blijft hetzelfde idee: grote vormen over een sjabloonachtige achtergrond
en over het ingezette motief heen.
Het mooie van dit schilderij vind ik het contrast tussen die hele schrale
achtergrond en de geschilderde of gespoten scherpte van de sjablonen - dit
soort dingen lukt alleen maar met knippen en plakken - en daartegenover weer
die hele vette dikke verf, die er bijna als een koek is opgelegd. Het geeft
een mooi effect: schraal tegenover vet, transparant tegenover dekkend.'
Workshops en trainingen
'Naast het schilderen en illustreren heb ik veel in opdracht gewerkt. Dat
was allemaal heel verschillend. Ik gaf les en deed workshops voor bedrijven,
maar ik heb ook in musea gewerkt. Ik vind vooral trainingen fijn om te doen.
Het vervaardigen in 'teamverband' van een schilderij leidt tot een gezamenlijke
prestatie die enorm stimuleert. Wanneer je mensen moeten coachen moet je heel
kort door de bocht. Je moet binnen zo'n workshop kunnen zorgen voor 'creativiteit
onder druk'. Dat levert vaak verrassende resultaten op.
Ik vertel bij zo'n training of workshop meestal niets over mezelf, behalve
dat ik kunstenares ben. Het gaat er vooral om dat de trainees het onderwerp
waarmee ze al een tijd bezig zijn - een afdeling aan elkaar praten of een
weekend met z'n allen breinwassen - op een andere manier leren bekijken of
benaderen. Het klinkt wat therapeutisch, maar dat ligt me waarschijnlijk wel.
Omdat het allemaal snel moet gebeuren kun je lekker compact werken.'
'Als kind was ik altijd dingen aan het maken. Meubels bijvoorbeeld, die we
dan beschilderden.. Misschien ben ik wel vooral een knutselaar. Ik maakte
ook veel kleren, want ik wilde modeontwerpster worden. Dat is nu eigenlijk
helemaal weg, hoewel ik me nog wel eens betrap op de gedachte: hé,
dat zou een mooi stofje zijn.
Ik ben gek op versieren of decoreren en ik heb ontzettend folkloristische
neigingen. Ik hou bijvoorbeeld heel erg van volkskunst uit Oost-Europa en
van wat Chinezen doen op emaille. Daarmee kon ik op de Rietveld natuurlijk
niet aankomen. Ik tekende vroeger ook veel, strips of tekeningen voor posters.
Achteraf denk ik dat ik vooral vanwege mijn striptekeningen ben aangenomen
op de Rietveld. Het waren bijna niet-serieuze schetsen, terwijl ik natuurlijk
ook een lading serieuze modeltekeningen had meegenomen. Die rare schetsen
waren achteraf waarschijnlijk het beste van wat ik in mijn map had zitten.
Ik heb ook veel geïllustreerd, voor tijdschriften als Boekblad en Ode.
Snelle schetsen, zoeken naar de essentie en er vooral niet al te moeilijk
over doen. Je maakt er tien en dan zit er één echt bij die echt
goed is.'
'Ik houd me niet zo bezig met 'kunst'. Ik had ook niet zo'n boodschap aan
wat men vertelde op de Rietveldacademie. Enkele uitzonderingen daargelaten,
zoals Jan Sierhuis en Charlotte Mutsaers. Van die twee heb ik veel geleerd.
Het voorbeeld van Charlotte was vooral vrijheid: bij haar kon ik alles doen.
De twee jaar les die ik van haar heb gehad waren een openbaring. Mocht ik
eindelijk eens een rare witte hond schilderen, die zo plat is als een dubbeltje.
De decorstukken met die acrobaten hebben in 2001 gefungeerd als achtergronden
voor de spreker tijdens een FNV-bijeenkomst. Het onderwerp was 'samen in evenwicht'.
Voor het Historisch Museum in Den Briel hielp ik mee met de vormgeving van
de kindertentoonstellingen. Dit stond in een fantasiebos. De kinderen moesten
in de spiegels kijken die in de knoesten zitten gemonteerd. Ik heb ook grote
schapen gemaakt voor een tentoonstelling. Die hadden we helemaal gedecoreerd
met een soort Delftsblauwe motieven.'
Ontwikkeling
Ik pak op dit moment in m'n schilderwerk weer op waar ik eerder mee bezig
was. Wel ben ik in vergelijking met vroeger veel meer met verf bezig - met
de manier waarop ik die verf op het doek krijg - met de kwast, met het mes.
Ik wil nu eigenlijk nóg meer met verf. Ik ben nu wel een beetje uitgesjabloond
en ben erg op zoek naar nieuwe vormen.
Pieter de Nijs
![]() |
![]() |
![]() |
||||||||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
|||||||||
![]() |
||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() |
|||||
![]() |
||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||
![]() |
||||||||||
![]() |
||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||
|
![]() |