Schilderijen van 2000 - 2011
Schilderijen van 1990 - 2000 >
Poëzie in patronen
Interview met Miriam Hommes, door Pieter de Nijs 2003

Amsterdam, opnieuw een zomerse julidag. De zon speelt over de bomen en de huizen langs de Lauriergracht. Het atelier is gehuisvest in een klassiek gebouw met een forse gevel. Toch vind ik in de lange rij bellen naast de deur de naam van Miriam Hommes. 'De eerste verdieping,' klinkt haar stem uit de intercom. Vanuit het monumentale trappenhuis stap ik een groot atelier binnen, dat met zij- en achterramen uitkijkt op de tuin. Perfect licht voor een schilder, lijkt me. De geur van olieverf, een grote hoeveelheid tubes en potten op een tafel, kleine en grote doeken tegen de muren, afgedekt met bonte verzameling decoratieve lappen stof - dat vormt het decor voor ons gesprek.

Terwijl Miriam praat, loopt ze in het rond, haalt doeken tevoorschijn, trekt laden open om illustratiewerk te laten zien en blijft staan bij het schilderij op de ezel waaraan ze net nog aan het werk is geweest. Het is een middelgroot doek, met daarop enkele fors ingezette bloemen tegen een gevarieerd geschilderde, maar overwegend blauwe achtergrond. De verf ligt er dik op. 'Die had ik eerst verpest, dichtgeschilderd, maar nu is het weer open,' aldus Miriam.
Klassieke motieven
De doeken langs de muren vertonen overwegend bloemen en bloemmotieven, afgewisseld met menselijke figuren. Het zijn traditionele, klassieke motieven, die je verwacht in een 17e eeuws schilderij, of - vluchtig en vrij geschilderd - in het werk van een impressionist, maar niet in dat van een 'modern' schilder. Want welke schilder schildert er anno 2003 nu nog bloemen?
En toch is het werk van Miriam Hommes modern. Het gaat haar duidelijk niet alleen om die 'klassieke' motieven. Het is niet het onderwerp dat uit haar doeken naar voren springt, maar de manier waarop ze dat onderwerp in beeld brengt. Of het nu gaat om bloemen of om menselijke figuren - het is steeds alsof het motief moet concurreren met het beeldvlak waarin het is terechtgekomen.
Miriam Hommes zet haar motieven zelden neer tegen een neutrale achtergrond. Ze behandelt haar doek eerder als een doorzichtig scherm, als een virtuele ruimte waarin verschillende beeldlagen over elkaar heen vallen. Het motief lijkt op dat scherm geprojecteerd en daarvoor of daarachter zweeft een patroon van min of meer regelmatige vormen. Meestal zijn het kleine, in lichte kleuren ingezette sjabloonvormen - schematisch weergegeven bloemblaadjes, meanderende lijnpatronen of rasters - en soms grotere vormen, in zware en dekkende kleuren. Het beeldvlak krijgt extra leven door een afwisselend gebruik van licht en donker - wit en zwart of lichtblauw en oker - op een achtergrond in een tegenovergestelde kleur. Het motief - in dit geval vaak een menselijk figuur - contrasteert met die decoratief geschilderde beeldlagen doordat het er in schetsmatige lijnen met houtskool is ingezet.
Decoratieve patronen
Miriam Hommes heeft een duidelijke voorkeur voor het decoratieve. Dat komt niet zozeer tot uiting in de keuze van motieven, maar vooral in de variatie in materiaal en verfbehandeling. Zo zit in veel van haar recente schilderijen met bloemen het motief dik in de verf, terwijl de achtergrond schraal en bijna doorzichtig is geschilderd. Wat dat betreft is er een duidelijk verschil met haar vroegere werk. Ook daarin spelen decoratieve patronen een hoofdrol, maar die schilderijen kregen hun contrasten vooral door een afwisseling tussen natuurlijk geschilderde vormen, bijvoorbeeld die van bloemen, en de mozaïekachtige rasters of ritmische lijnpatronen die dat motief omringen. Miriams meer recente werk is wat dat betreft gevarieerder. Door het creëren van meerdere lagen of plans krijgt het motief minder nadruk en komt het los van de achtergrond. Het is een werkwijze die je ook terugziet in haar schetsen en gouaches: ook daar figureert een schetsmatig ingezet motief tegen een breed kleurvlak, dat deels is afgedekt met enkele decoratieve elementen.
Voorbeelden
Wat verder opvalt is het verschil tussen de energiek en vet ingezette bloemschilderijen, waarin de nadruk ligt op de verfstreek en op de toets, en de veel meer verstilde, bijna poëtische figuurschilderijen, met hun laag over laag ingezette patronen en sjablonen.
Waar het gaat om die nadruk op patronen en sjablonen lijken de schilderijen van Miriam Hommes een mix van twee min of meer tegengestelde tendensen, die ik aan de hand van het werk van twee grote schilders uit de kunstgeschiedenis zou willen aanduiden. Matisse werkte in zijn latere werk vaak met combinaties van uit fel gekleurd papier geknipte, min of meer natuurlijke bloem- of plantenvormen. Picasso zette in veel van zijn stillevens in kleur en vorm aan elkaar tegengestelde geschilderde lijn- en rasterpatronen tegenover elkaar. In sommige van haar schilderijen lijkt het alsof Miriam Hommes komt tot een combinatie van die twee methodes.
Daarnaast doen haar schilderijen me ook denken aan de manier waarop een modern schilder als Sigmar Polke diepte weet te creëren in platte vlakken, door laag over laag te werken met doorzichtige rasters en door de combinatie van schetsmatig tekenen en vet en dekkend schilderen.
Het allerprettigst in haar werk echter vind ik het kleurgebruik. Je kunt goed zien dat haar voorbeelden liggen bij uitgesproken coloristen als Rob van Koningsbruggen of Ger Lataster. Het verschil met deze schilders ligt daarin dat zij zelden werkten met herkenbare motieven, en bijna uitsluitend met abstracte vormen en. En toch is dat verschil weer niet zo groot. Net zoals dat bij veel moderne schilders het geval is, is het motief voor Miriam Hommes eerder een voorwendsel voor puur schilderen, een middel om te komen tot een overtuigende manier om kleuren op het doek te krijgen.
'Kleur is een van de belangrijkste onderdelen van mijn werk,' zegt Miriam desgevraagd. 'Daar draait het zo ongeveer om: om het mengen op het palet en het mengen op het doek - kleuren tegen elkaar aan zetten - en vooral daarin zoeken. Zoeken naar hoe een blauw vlak een goed blauw vlak kan worden terwijl je er toch andere kleuren in zet.'
'In het werk dat ik nu maak, grijp ik terug op wat ik vroeger deed, zo'n tien jaar geleden. Het zijn dezelfde motieven, zoals bloemen en menselijke figuren, maar ik pak het anders aan. De decoratie speelt een belangrijker rol. Ik tamponneer de achtergrond vaak met sjablonen. Het lijkt een beetje op het schilderen op behang, met dat verschil dat ik probeer dat behang zelf te maken.
De sjablonen voor de achtergrond haal ik overal vandaan. Het zijn vaak folkloristische motieven, die ik haal uit vlaggetjes of tafelkleedjes. Daaroverheen komt een grote vorm. Die zet ik er het liefst met houtskool in. Ik vind die combinatie mooi: olieverf en dan dat korrelige van houtskool. Dat doet het goed met elkaar.

Ik ben eigenlijk meer bezig met het materiaal dan met het onderwerp als zodanig. De compositie of het motief telt eigenlijk niet, het gaat me vooral om de kleuren en hoe de verf op het doek komt. Soms blijf ik wel stijfjes hangen bij wat ik van plan was te schilderen. Dan blijft het motief overheersen, maar ik ben altijd meer tevreden over een schilderij waarin dat niet gebeurt; dat vind ik schilderachtiger.'
'Ik werk vaak met kleine sjablonen, maar soms gebruik ik hele grote. Die schilder ik er in dekkende kleuren op. Ik wil die sjabloonvormen ook echt vóór het geschilderde onderwerp laten verschijnen. Het moet bijna uitgeknipt lijken. Feitelijk leg ik laag over laag, alsof er nóg een plan is en nog een daarachter. Zo krijg je in het doek een grote dieptewerking. Tegelijk zoek ik naar een contrast in verfbehandeling, tussen het heel schilderachtige en ruw opgezette werk en die platte, bijna uitgeknipte vormen.'
'Eigenlijk zijn die harde, strakke vormen me nog niet hard genoeg. Ze worden strakker wanneer je een spuitbus gebruikt, maar daar kwam ik pas later op. Het blijft hetzelfde idee: grote vormen over een sjabloonachtige achtergrond en over het ingezette motief heen.
Het mooie van dit schilderij vind ik het contrast tussen die hele schrale achtergrond en de geschilderde of gespoten scherpte van de sjablonen - dit soort dingen lukt alleen maar met knippen en plakken - en daartegenover weer die hele vette dikke verf, die er bijna als een koek is opgelegd. Het geeft een mooi effect: schraal tegenover vet, transparant tegenover dekkend.'
Workshops en trainingen
'Naast het schilderen en illustreren heb ik veel in opdracht gewerkt. Dat was allemaal heel verschillend. Ik gaf les en deed workshops voor bedrijven, maar ik heb ook in musea gewerkt. Ik vind vooral trainingen fijn om te doen. Het vervaardigen in 'teamverband' van een schilderij leidt tot een gezamenlijke prestatie die enorm stimuleert. Wanneer je mensen moeten coachen moet je heel kort door de bocht. Je moet binnen zo'n workshop kunnen zorgen voor 'creativiteit onder druk'. Dat levert vaak verrassende resultaten op.
Ik vertel bij zo'n training of workshop meestal niets over mezelf, behalve dat ik kunstenares ben. Het gaat er vooral om dat de trainees het onderwerp waarmee ze al een tijd bezig zijn - een afdeling aan elkaar praten of een weekend met z'n allen breinwassen - op een andere manier leren bekijken of benaderen. Het klinkt wat therapeutisch, maar dat ligt me waarschijnlijk wel. Omdat het allemaal snel moet gebeuren kun je lekker compact werken.'
'Als kind was ik altijd dingen aan het maken. Meubels bijvoorbeeld, die we dan beschilderden.. Misschien ben ik wel vooral een knutselaar. Ik maakte ook veel kleren, want ik wilde modeontwerpster worden. Dat is nu eigenlijk helemaal weg, hoewel ik me nog wel eens betrap op de gedachte: hé, dat zou een mooi stofje zijn.
Ik ben gek op versieren of decoreren en ik heb ontzettend folkloristische neigingen. Ik hou bijvoorbeeld heel erg van volkskunst uit Oost-Europa en van wat Chinezen doen op emaille. Daarmee kon ik op de Rietveld natuurlijk niet aankomen. Ik tekende vroeger ook veel, strips of tekeningen voor posters. Achteraf denk ik dat ik vooral vanwege mijn striptekeningen ben aangenomen op de Rietveld. Het waren bijna niet-serieuze schetsen, terwijl ik natuurlijk ook een lading serieuze modeltekeningen had meegenomen. Die rare schetsen waren achteraf waarschijnlijk het beste van wat ik in mijn map had zitten. Ik heb ook veel geïllustreerd, voor tijdschriften als Boekblad en Ode. Snelle schetsen, zoeken naar de essentie en er vooral niet al te moeilijk over doen. Je maakt er tien en dan zit er één echt bij die echt goed is.'
'Ik houd me niet zo bezig met 'kunst'. Ik had ook niet zo'n boodschap aan wat men vertelde op de Rietveldacademie. Enkele uitzonderingen daargelaten, zoals Jan Sierhuis en Charlotte Mutsaers. Van die twee heb ik veel geleerd. Het voorbeeld van Charlotte was vooral vrijheid: bij haar kon ik alles doen. De twee jaar les die ik van haar heb gehad waren een openbaring. Mocht ik eindelijk eens een rare witte hond schilderen, die zo plat is als een dubbeltje.
De decorstukken met die acrobaten hebben in 2001 gefungeerd als achtergronden voor de spreker tijdens een FNV-bijeenkomst. Het onderwerp was 'samen in evenwicht'.
Voor het Historisch Museum in Den Briel hielp ik mee met de vormgeving van de kindertentoonstellingen. Dit stond in een fantasiebos. De kinderen moesten in de spiegels kijken die in de knoesten zitten gemonteerd. Ik heb ook grote schapen gemaakt voor een tentoonstelling. Die hadden we helemaal gedecoreerd met een soort Delftsblauwe motieven.'

Ontwikkeling
Ik pak op dit moment in m'n schilderwerk weer op waar ik eerder mee bezig was. Wel ben ik in vergelijking met vroeger veel meer met verf bezig - met de manier waarop ik die verf op het doek krijg - met de kwast, met het mes. Ik wil nu eigenlijk nóg meer met verf. Ik ben nu wel een beetje uitgesjabloond en ben erg op zoek naar nieuwe vormen.
Pieter de Nijs

 

Top